Indonesië

De Congregatie van de Zusters van Liefde van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid (SCMM) begon met de missie in Indonesië op 12 juli 1885, in de stad Padang, in West Sumatra. De congregatie begon de missiewerken op het gebied van onderwijs, met name voor Chinese en Europese kinderen. Ondanks grote moeilijkheden was de congregatie dankzij de eerste zusters in staat om drie scholen te bouwen, die evenals de communiteiten snel groeiden.

Tot 1960, werden de SCMM zusters in Indonesië beschouwd als een missieregio van de SCMM in Nederland. Dat wilde zeggen dat dit deel noch niet in staat was om zich zelf of zijn zusters financieel te ondersteunen. De meeste van de zusters kwamen toen uit Nederland en de overste werd direct benoemd door de generale overste. In het communiteitsleven was Nederlands de gangbare taal.

Sinds Indonesië onafhankelijk werd in 1945 kwam het proces van Indonesianisering op gang: daarbij ging het om de aanpassing van de cultuur en de identiteit van Indonesië evenals het gebruik van de Indonesische taal als communicatie middel. Sinds die tijd begon de eerste vorming van kandidaten voor de Zusters van Liefde in Indonesië. In lijn met de nationale ontwikkelingen waarbij de katholieke kerk in Indonesië autonoom werd, werden de SCMM zusters in Indonesië officieel tot regio verklaard in 1961. In regio’s werden de lokale oversten nog steeds benoemd door de generale overste uit Nederland, maar lokale zusters begonnen toe te treden. Dankzij het acculturatie proces, werd de Indonesische taal grotendeels gebruikt voor activiteiten zoals de dagelijkse gebeden, de statuten en de communiteitsregels evenals de eerste vorming en andere soorten vormingsprogramma’s voor de andere leden van de congregatie. De regio bleef echter financieel nog steeds afhankelijk van het Generaal bestuur (in Nederland).

Op 17 oktober, 1975 werden de SCMM zusters in Indonesië officieel erkend als een provincie en Indonesische zusters werden voor het eerst verkozen tot provinciaal oversten en als leden van het provinciaal bestuur. In 2001  vertrok de laatste Nederlandse missiezuster uit Indonesië. Sindsdien bestaat de Indonesische provincie alleen uit lokale zusters. De SCMM zusters in Indonesië zijn officieel erkend als de Congregatie van de SCMM Indonesische provincie en de provincie werd later erkend als een religieuze rechtspersoon via een notariële akte nummer 04, gedateerd 6 augustus 2002 opgesteld door notaris JAP VERONIKA, S.H.

In 1989, breidde de Indonesische provincie van de SCMM zijn missie uit tot Timor Leste, dat in die tijd nog Oost Timor heette (en nog deel uit maakte van Indonesië). Tot 2015 maakten de twee communiteiten op Oost Timor - Dili en Ossu - nog deel uit van de Indonesische provincie. Op 2 februari 2016 besloot het generaal bestuur van de SCMM om hen af te scheiden van Indonesië en toen werden zij een communiteit onder de verantwoordelijkheid van het generaal bestuur van de SCMM in Nederland.

De SCMM congregatie is in Indonesië aanwezig met 12 bisdommen/aartsbisdommen en er zijn 28 communiteiten met in totaal 242 zusters die als volgt over de verschillende eilanden worden verdeeld:  

  1. Zes communiteiten op het eiland Nias: Amandraya, Hiliniondrasi, Teluk Dalam, Gunung Sitoli, Tuhemberua en Lahewa. De SCMM zusters noemen dit de sub-provincie van Nias, of wel de SCMM Congregatie Koningin van Vrede.
  2. Dertien communiteiten op het eiland Sumatra: Banda Aceh, Lhokseumawe, vier communiteiten in de stad Medan, twee communiteiten in de stad Padang, Pasaman, Pematang Siantar, Sibolga, Sarudik en Tarutung. De SCMM zusters noemen dit de sub-provincie van Sumatra of wel de SCMM Congregatie van de Indonesische Provincie.
  3. Negen communiteiten bevinden zich in andere regio’s die sporadisch verspreid zijn over het eiland Java: twee communiteiten (Jakarta en Yogyakarta), het eiland Kalimantan: twee communiteiten (Banjarbaru en Banjarmasin), een communiteit op het eiland Bali (Jimbaran), twee communiteiten op het eiland Flores (Maumere en Nebe), en nog twee communiteiten op het eiland Sumba (Waikabubak en Waipaddi). De SCMM zusters noemen dit de sub-provincie van het Oosten, of wel de SCMM Congregatie Ochtendster.

Er zijn voortdurend ontwikkelingen in het aantal zusters, kandidaten en liefdewerken. Het missiewerk is geconcentreerd op de volgende gebieden: onderwijs (begin fase onderwijs, peuter-speelgroep, kleuterschool, lagere school, lagere middelbare school en hogere middelbare school); gezondheid (klinieken, poliklinieken, kraamklinieken, ziekenhuizen); sociaal werk (slaapzalen voor meisjes en jongens, weeshuizen, huisvesting voor ouderen, pastoraal werk, kantines, kleermakerij, dagverblijven voor kinderen). Sommige zusters werken bij instellingen die aan derden toebehoren zoals scholen, ziekenhuizen, in het bureau van het bisdom en in KOPTARI (Indonesische Conferentie van Religieuze Oversten).

Gedurende de laatste veertig jaar hebben er veel veranderingen plaatsgevonden in het religieuze leven evenals in het leven van de Zusters van Liefde. De liefdewerken die ooit door de Zusters van Liefde in Europa werden geleid zijn aan de regering of aan leken overhandigd. De meeste zusters zijn niet meer in het habijt gekleed en een aantal hebben besloten om alleen of in een kleine groep te leven. Samen zoeken ze naar nieuw leven binnen het religieuze leven. In ontwikkelingslanden zoals Indonesië, waar de gemiddelde leeftijd van de zusters relatief lager ligt, zorgen de zusters voor de liefdewerken en zijn ze hard aan de slag om alle werken van de congregatie te verwezenlijken. Ze trachten een goed religieus leven te leiden in hun communiteiten en alle zusters dragen nog steeds het habijt. De wereld verandert maar een ding blijft, namelijk de moed om samen te werken ten behoeve van de armen. Een SCMM zuster zei ooit: “er zullen altijd liefdewerken nodig zijn”.